Kaas Purisme

Ik boter niet met een kaasschaaf. Wat mijn voorkeur voor kaas betreft ben ik een echte Fransman; kaas is het lekkerst als hij aaibaar wit is, of wollig blauw. Hoe meer schimmel hoe beter.
In de tijd dat ik op kamers ging wonen, dronken mijn huisgenoten spontaan minder bier omdat ze de koelkast liever dicht lieten. Volgens hen was de walm die eruit kwam niet te harden.

Fijnproevers weten dat elke delicatesse zijn ritueel kent. Echt genieten doe je met het juiste gereedschap. Een oude wijn komt beter tot zijn recht in een grote kelk en vis eet je met een speciaal mes. Een baguette moet je breken en zeker niet snijden met zo’n gekarteld broodmes.

Voor hun kaas schrijven Fransen een ander gereedschap voor. Kaas schaaf je niet, kaas snij je. Ik heb het wel eens geprobeerd, maar lang niet alle Franse kazen kun je schaven, dat wordt meer prakken dan plakken. Het schaven van kaas lijkt daarmee een echt Hollands ritueel. Volgens Wikipedia is de kaasschaaf in 1925 uitgevonden in Noorwegen door Thor Bjørklund. Door massaproductie werd het apparaat al gauw een hit in alle ’harde-kaas-landen’. Mij heeft-ie nooit echt kunnen bekoren. Het waarom is twee-ledig: Ik hou van eenvoud; ik heb het liefst een stuk gereedschap dat meerdere doelen dient.

Naast een paar sjieke kelken van kristal voor mijn gasten heb ik in mijn keuken enkel Franse wijnglaasjes. Van die eenvoudige glazen, zeshoekig aan de onderkant, uitlopend tot rond aan de bovenkant. Daarin komt een wijntje prima tot zijn recht. Als je datzelfde glas de volgende ochtend leeggooit kun je er meteen je melk-tegen-de-kater in schenken. Gemakzucht heeft eenvoud nodig, om geen onverschilligheid te worden.

Zo voer ik mijn eigen Franse slag. Stel je diezelfde melk eens voor in een vettige kristallen kelk van het vorige diner. Nee. Ik heb wel een kaasschaaf, maar die is er enkel om mijn gasten op hun gemak te stellen. Dan komen we bij het tweede waarom. Ik tel drie littekens op mijn duim, helemaal zelf veroorzaakt door een kaasschaaf. Het schaven anzich levert weinig problemen op, maar zodra ik doorzet bij de korst schiet ik uit. Dat ding dient maar één doel, maar zelfs daarvoor is het niet geschikt. Dat terugsnijden van de korst moet je volgens mijn collega’s met een mes doen, het schaven doe je met de kaasschaaf. Op het waarom kwam een unaniem antwoord: anders zijn je plakken zo dik.
Hiermee acht ik een klap bewezen dat inderdaad niet de kaasschaaf écht Hollands is, maar het schaven van de kaas. Lekker zuinig en niet teveel genieten. Door die ontdekking van strikte overtuiging – zo open en bloot daar aan de lunchtafel – radicaliseer ik op dit vlak heftig.
Als Nederlandse kaasterrorist snij ik mijn kaas – met een mes.