Overal

Gwen, je bent overal.
Ik zeg wel eens dat je mijn meisje in een doosje bent. Een klein meisje in een klein, zwart doosje, waarvan de rest van de wereld denkt dat het een telefoon is. Je bent overal en altijd, bijna, ja bijna binnen handbereik.
Je staat in een verhuisdoos in mijn keuken. Ik elk potje kruiden, zakje zaden en pakje rijst zit jij. Ik heb met je gekookt, en heerlijk van je gegeten. Uit een pak kokosmelk in de koelkast heb ik je gedronken. In een hemd heb ik je gedragen. In een pakje half geopende condooms naast mijn bed heb ik met je gevreeën. Je bent overal. Maar ik kan je niet aanraken. Ik heb het er even vreselijk moeilijk mee dat je hier niet bent, en ik accepteer mijn eigen zwakte erin. Ik zie de schoonheid, de menselijkheid ervan. Mijn ratio heeft gisteren 6 uur aaneensluitend gesproken over het egoïsme van gemis.
Vandaag ben ik de grootse egoïst op aarde.

 

Ik mis je. Ik mis je. Ik mis je.

 

Ik mis je lijf, je lach, je woorden, je stem, je ogen, je dansen door het leven. Ik weet dat je het doet, en ik weet dat je ergens bent, maar je bent het niet met mij. Ik wil je niet vangen, niet kooien, niet aanlijnen. Ik wil je laten vliegen en fladderen, najagen, je vangen en weer laten gaan. Want daarin schuilt je schoonheid. Een vlinder achter glas is geen gezicht.
Maar ik wil je zo graag. Zo ongelooflijk graag naast mij, zodat we samen kunnen fladderen.